top of page

Doordecentralisatie

Wat is doordecentralisatie huisvesting

Redenen voor doordecentralisatie
  • Nieuwbouw of grootschalige renovatie is noodzakelijk;

  • De school wil bouwheerschap en onderhoud samenvoegen;

  • Er besparingen zijn te realiseren op het bouwbudget of op de benodigde kapitaallast;

  • Het beschikbare bouwbudget is ontoereikend;

  • De school bouwt in eigen beheer of met een derde partij
    bijvoorbeeld een woningcorporatie);

  • De gemeente wil meer naar een regierol toe en minder inzetten op uitvoeringstaken;

 

Voordelen
  • Besparingen op de totaal benodigde kapitaallast;

  • Verruiming van het bouwbudget;

  • Grotere slagvaardigheid door focus en door minder bureaucratie;

  • Hogere efficiency en dus kostenbesparing op uitvoering;

  • Verkorting doorlooptijd bouwproject;

  • Meer autonomie voor scholen passend bij de professionalisering;

  • Sluit aan bij de verantwoordelijkheid voor onderhoud voor het schoolgebouw.

 

Het effect van een doordecentralisatie is dat er een directe koppeling wordt gelegd tussen (economisch) eigendom en gebruik. Ook wordt er een directe relatie gelegd tussen de kapitaallasten en de hiervoor benodigde dekking van kapitaallasten. Dit versterkt de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de school.


Er zijn besparingen te realiseren met door decentraliseren omdat:

  • Scholen goedkoop kunnen lenen bij het Ministerie van Financiën middels schatkistbankieren;

  • De huidige lage rentestand van langlopende leningen de besparingsruimte versterkt; 

  • Scholen een andere financieringstechniek kunnen gebruiken (lineaire financiering);

  • Scholen de looptijd van de lening kunnen inkorten.

 

Wat is doordecentralisatie?

Op dit moment zijn de huisvestingstaken en -middelen van een VO school belegt bij de gemeente conform artikel 76 WVO.

 

Op 1 januari 1997 vond de decentralisatie van de VO-huisvesting plaats, door overdracht van het economisch eigendom van grond en gebouwen aan de gemeenten vanuit het Rijk. Het Rijk bleef de exploitatievergoeding rechtstreeks aan de scholen uitkeren, maar de kapitaallasten (voor nieuwbouw en groot onderhoud) werden voortaan via het Gemeentefonds ongeoormerkt vergoed aan de gemeenten.

 

Doordecentralisatie vindt plaats wanneer een gemeente huisvestingstaken en – middelen van een VO school geheel of gedeeltelijk overdraagt aan deze school. Dit is mogelijk gemaakt gelijk met de invoering van de decentralisatie van Rijk naar gemeenten op 1-1-1997.
Hierdoor gaat de volledige verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting, onder overeengekomen voorwaarden, over van gemeente naar schoolbestuur.
De wettelijke zorgplicht voor huisvesting van PO en VO scholen blijft in alle gevallen bij de gemeente.

 

Per 1 januari 2015 zijn met de volledige overheveling van het buitenonderhoud van de gemeenten naar het primair onderwijs, zowel de PO als de VO scholen gelijkgeschakeld qua verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de schoolgebouwen.

 

Volledige doordecentralisatie komt tot stand als een gemeente alle huisvestingstaken overdraagt. Dit houdt in, dat het economisch eigendom van grond en gebouwen wordt overgedragen en de gemeente afziet van het economisch claimrecht. Het juridisch eigendom ligt al bij de scholen.

 

Bij volledige doordecentralisatie komen grond en gebouwen op de balans van de school en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten lopen via de resultatenrekening. De scholen worden hiermee zelfstandig verantwoordelijk voor bouw, onderhoud en financiering van schoolgebouwen.
De scholen krijgen van de gemeente gelijktijdig jaarlijks een vergoeding voor de benodigde kapitaallast.

 

Economisch claimrecht wil zeggen dat het eigendom terugvalt aan de gemeente als een schoolgebouw buiten gebruik wordt gesteld. De school mag de grond en gebouwen daarbij niet verhuren, bezwaren met een hypotheek of verkopen aan derden.
Volledig afzien van het economisch claimrecht door de gemeente kan leiden tot een conflicterend belang tussen gemeente en school. De gemeente zal minder geneigd zijn om van dit claimrecht af te zien, omdat ze, van wege, de zorgplicht grip wil houden op het aanbod van het onderwijs.
De school wil wel, dat de gemeente ervan afziet, omdat hiermee de mogelijkheid geschapen wordt om een hypotheek te verstrekken ter dekking van een financiering. Overigens zal er bij een gemeentegarantie geen hypotheek gevestigd worden.

 

Ten aanzien van het economisch claimrecht wordt daarom regelmatig gekozen voor een tussenvorm, waarbij het economisch claimrecht wordt vervangen door de regeling, dat de school het gebouw wel mag bezwaren met hypotheek, maar niet mag verkopen zonder het eerst aan de gemeente aan te bieden (right of first refusal), al dan niet tegen een vooraf vastgestelde prijs.

Gezien de maatschappelijke verantwoordelijkheid van zowel de gemeente als de PO en VO scholen moet een doordecentralisatie voldoen aan een aantal voorwaarden waarbij rekening wordt gehouden met ieders eigen verantwoordelijkheid. Risicoloosheid van een uitwerking moet daarbij uitgangspunt zijn van de uitwerking.

 

Om rechten en plichten bij doordecentralisatie tussen gemeente en school vast te leggen zal een privaatrechtelijk contract gesloten worden waarin onder andere de volgende zaken geregeld worden:

  • Omschrijving objecten

  • De koopprijs

  • De vergoeding voor huisvestingskosten door de gemeente

  • Prestatieafspraken

  • Duur van de overeenkomst

  • Mogelijkheid tot beëindiging of tussentijdse wijziging van de overeenkomst

  • Het afleggen van rekening en verantwoording

  • Overdracht van het economisch claimrecht

 

Huidige financieringsconstructie

 

Huidig model

In het huidige model is de gemeente verantwoordelijk voor de huisvesting van de PO en VO scholen. De gemeente gebruikt de vergoeding die ze via het gemeentefonds ongeoormerkt ontvangt voor de bouw van de school. Het gebouw komt op de balans van de gemeente te staan en de bijbehorende kapitaallast (rente en afschrijving) wordt vaak annuitair bepaald over de looptijd.

 

Doordecentraliseren

Een klassieke vorm van doordecentraliseren is het overdragen van de jaarlijkse uitkering uit het gemeentefonds voor huisvesting van de gemeente naar de school. Deze fluctueert onder andere door het leerlingaantal.
Indien de hoogte van deze uitkering op jaarbasis zou worden bepaald dan zou de school direct de gevolgen van de krimp en groei in haar dekking van de kapitaallasten merken. Immers bij krimp zou jaarlijks de vergoeding dalen terwijl de kapitaallasten van de panden gelijk blijven. Bij groei zou het omgekeerde gebeuren.
Deze vorm lijkt niet logisch gezien de krimp in Nederland en gezien de grilligheid van de vergoeding. Ook bestaat er hier geen directe relatie tussen de werkelijke kapitaallasten en de normatieve uitkering uit het gemeentefonds. 

 

Het kan ook anders.

 

De doordecentralisatie kan gebaseerd worden op de kosten van de bouw en de daarbij behorende rentelasten, waarbij de benodigde kapitaallasten over de looptijd als vergoeding van de gemeente aan de scholen verstrekt wordt.
Dit is de herfinancieringsvorm.

 

Bij deze vorm bestaat er een directe relatie tussen de kapitaallasten en de benodigde vergoeding.

 

Doordecentralisatie middels herfinanciering

 

Hiervoor is opgemerkt dat gemeenten de kapitaallasten voor onderwijshuisvesting vaak annuitair invullen en opnemen in de begroting.
Een annuitaire financiering houdt in dat je gedurende de looptijd van de financiering een gelijk bedrag aan kapitaallasten kwijt bent. Oftewel de som van rente en afschrijving is over de looptijd gelijk, waarbij je in het begin veel rente betaalt en weinig afschrijft op het actief. Aan het eind van de looptijd daalt de rentelast en wordt er meer afgeschreven.
Vaak wordt hiervoor door gemeenten een rekenrente gehanteerd van tussen de 3% en 4%.

 

Het voordeel van een dergelijke financiering is dat de gemeente een gelijke kapitaallast heeft over de looptijd van het project.

 

De tegenhanger van een annuitaire financiering is een lineaire financiering. Bij een lineaire financiering is sprake van een dalende kapitaallast gedurende de looptijd. Oftewel de afschrijvingslast is (lineair) gelijk over de looptijd, waarbij de rentelast lineair daalt gedurende de looptijd.

 

Het nadeel van een lineaire financiering ten opzichte van een annuitaire financiering is dat de kapitaallast de eerste jaren hoger kan zijn dan een annuitaire financiering.
Het voordeel van een lineaire financiering is dat deze vorm over de gehele looptijd bij een rekenrente van 5% ongeveer 33% goedkoper is dan een annuitaire financiering.

 

De voorkeur voor gemeenten voor een annuitaire financiering komt voort uit het feit dat deze vorm de eerste jaren een lagere kapitaallast heeft dan een lineaire financiering, ongeacht dat het over de looptijd op cashflow basis substantieel duurder is. Dit lijkt vaak ook politiek gedreven.

 

Schatkistbankieren

Scholen kunnen gebruik maken van schatkistbankieren.
Om gebruik te kunnen maken van de faciliteiten van het Ministerie van Financiën voor schatkistbankieren moet het Ministerie van OCW toestemming verlenen. Dit gebeurt als volgt:
“Onderwijsinstellingen mogen lenen ten behoeve van investeringen. Als een onderwijsinstelling bij het ministerie van Financiën wil lenen moet de onderwijsinstelling daarvoor altijd goedkeuring hebben van het ministerie van OCW. Onderwijsinstellingen kunnen ook bij een commerciële bank lenen, ook al doen ze mee aan schatkistbankieren.

 

Vanwege de garantstelling van het Ministerie van OCW bij de schatkist voor leningen van onderwijsinstellingen vindt er een (vorm van) kredietbeoordeling plaats wanneer een onderwijsinstelling bij de schatkist wil lenen. In een toetsingsdocument wordt gevraagd naar (toekomstige) kengetallen (zoals solvabiliteit en liquiditeit). Indien OCW de aanvraag van de instelling akkoord bevindt, kan de betreffende onderwijsinstelling bij de schatkist lenen. OCW kan aanvullende voorwaarden stellen aan het verstrekken van een lening of rekening courantkrediet.

 

Er worden de volgende eisen aan onderwijsinstellingen gesteld wanneer deze een lening bij de schatkist willen aangaan:

 

Voor schatkistbankieren in het primair en voortgezet onderwijs geldt:

 

•    De gemeenten dienen zorg te dragen voor huisvesting in het primair en voortgezet onderwijs. Deze zorg kan een gemeente door decentraliseren naar de onderwijsinstelling. Indien een onderwijsinstelling zich voor een meerjarige lening voor een huisvestingsproject bij de schatkist meldt en de instelling aan de voorwaarden van het toetsingsdocument voldoet, staat OCW garant bij de schatkist. OCW vraagt voor de garantstelling van deze meerjarige leningen voor huisvesting ook een gemeentegarantie van de betrokken gemeenten. “

 

Bron: http://www.dsta.nl/Onderwerpen/Schatkistbankieren/Producten/Meer_informatie/Leenfaciliteit

 

 

 

 

bottom of page